De medezeggenschap van werkgevers en werknemers bij de pensioentransitie

Article

De medezeggenschap van werkgevers en werknemers bij de pensioentransitie

Wat zijn de belangrijkste veranderingen voor een verantwoordingsorgaan en belanghebbendenorgaan?

In 2023 wordt de Wet Toekomst pensioenen (‘Wtp’) van kracht en daarom moeten alle pensioenregelingen in Nederland voor 2027 aangepast worden. Het is belangrijk om te weten hoe werkgevers en werknemers in de besluitvorming rondom deze transitie betrokken worden. In dit artikel leggen we dit uit, inclusief de veranderingen ten opzichte van de huidige situatie. Hierbij zullen we ook aandacht besteden aan het invaren, een belangrijk onderdeel van de transitie. In dit artikel concentreren we ons op de medezeggenschap van de werkgever en werknemer binnen een pensioenfonds.

Hoe is de medezeggenschap binnen pensioenfondsen vormgegeven?

De medezeggenschap van werkgevers en werknemers is binnen pensioenfondsen gewaarborgd in een verantwoordingsorgaan (‘VO’) of belanghebbendenorgaan (‘BO’). Het is afhankelijk van het soort bestuur van een pensioenfonds of er een VO of BO aanwezig is. Voor pensioenfondsen, uitgezonderd beroepspensioenfondsen, zijn er vijf toegestane bestuursmodellen. Als een pensioenfonds een paritair (gemengd) of omgekeerd gemengd bestuur heeft, wat betekent dat er vertegenwoordigers van zowel werknemers, als pensioengerechtigde en werkgevers in het bestuur zitten, dan is er een VO actief. In het VO zijn dan werknemers, pensioengerechtigden en optioneel de werkgever vertegenwoordigd. Een onafhankelijk (gemengd) bestuur heeft bestuurders die niet directe vertegenwoordigers zijn van de werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. De werknemersvertegenwoordiging, pensioengerechtigden en werkgevers (niet optioneel), vormen dan het BO, dat zwaardere rechten heeft dan een VO.

De rechten van het VO en BO

Het VO of BO geeft elk jaar een oordeel over het handelen van het bestuur. Dit oordeel wordt opgenomen in het openbare bestuursverslag. Het pensioenfonds moet advies vragen aan het VO of BO bij o.a. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst. Een VO moet ook advies worden gevraagd bij een overdacht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van een verplichting door het pensioenfonds. Het advies moet door het bestuur worden meegenomen in hun besluit. Het BO heeft over dit laatste een goedkeuringsrecht. Dat heeft het tevens over het korten van pensioenaanspraken en -rechten en voor de vaststelling van een herstelplan. Een pensioenfonds mag ervoor kiezen om nog verdere rechten aan een VO of BO toe te kennen.

Als het VO of BO vindt dat het bestuur een negatief advies niet voldoende meeneemt in hun besluit, kunnen ze door middel van het indienen van een enquêteverzoek bij de Ondernemingskamer hun negatieve oordeel versterken. Dit zorgt echter voor een grote verstoring van het besluitvormingsproces. Als de bezwaren van het VO of BO betrekking hebben op een eenmalig besluit kan het daarom beter kiezen om gebruik te maken van zijn beroepsrecht. Met het goedkeuringsrecht dat het BO over enkele onderwerpen heeft, heeft het BO een zwaar middel in handen. Hiermee kan een BO namelijk voorkomen dat een bestuur bepaalde besluiten neemt als zij het er niet mee eens zijn. In de statuten van een pensioenfonds moet worden opgenomen hoe er precies gehandeld wordt als een BO geen goedkeuring verleent.

Zeggenschap VO en BO tijdens transitie fase

Vanaf het moment dat de Wtp in werking treedt totdat wordt ingevaren zit een pensioenfonds in de transitiefase. Deze begint met de arbeidsvoorwaardelijke fase waarin de sociale partners het implementatieplan opstellen. Hierin worden afspraken gemaakt over de nieuwe pensioenovereenkomst, invaren en compensatie. Vervolgens komt de implementatiefase waarin dit plan wordt uitgevoerd. Op drie belangrijke elementen verandert de rechtspositie van een VO en/of BO; bij het overbruggingsplan, bij invaren en bij het transitiebesluit. Hieronder lichten we dit toe.

Overbruggingsplan
Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds onder de invaardekkingsgraad ligt – dit is de minimum dekkingsgraad (minimaal 95%) dat een pensioenfonds nodig heeft om lopende pensioenuitkeringen niet te hoeven verlagen op het moment van invaren –kan tijdens de arbeidsvoorwaardelijke fase een overbruggingsplan worden opgesteld om de dekkingsgraad op het gewenste niveau te krijgen. Om dit te bereiken is er de mogelijkheid om te korten. Dit overbruggingsplan kan generatie-effecten tot gevolg hebben en daarom heeft het BO hier een goedkeuringsrecht over, vergelijkbaar met het goedkeuringsrecht dat het BO nu ook al kent t.o.v. een herstelplan. Alhoewel het VO nu nog geen positie heeft bij een herstelplan, krijgt zij tijdens de transitiefase een adviesrecht ten aanzien van het overbruggingsplan. Aangezien het overbruggingsplan jaarlijks bij De Nederlandsche Bank moet worden ingediend, heeft het VO of BO ook elk jaar een rol hierbij. Ook tijdens de implementatiefase kan het overbruggingsplan nog van toepassing zijn.

Invaren
Tijdens de arbeidsvoorwaardelijke fase worden ook afspraken gemaakt over het al dan niet invaren van de pensioenrechten en -aanspraken. Bij invaren worden de pensioenrechten en -aanspraken die deelnemers al hebben opgebouwd collectief overgedragen naar een regeling onder het nieuwe pensioenstelsel. In de Pensioenwet zoals deze nu is, is opgenomen dat iedere pensioen- of aanspraakgerechtigde een individueel bezwaarrecht heeft indien een pensioenfonds gebruik wil maken van een collectieve waardeoverdracht. Indien een deelnemer gegrond bezwaar maakt, moet het pensioenfonds met betere uitleg en/of een mogelijk alternatief komen. Er bestaat dan een kans dat er aanspraken achterblijven in de oude regeling met het gevolg dat er binnen het pensioenfonds twee regelingen ontstaan. Er is voorgesteld om het individueel bezwaarrecht af te schaffen gedurende de stelselherziening. In het kader hieronder leest u meer achtergrond hierbij.

Geen individueel bezwaarrecht bij invaren

Het invaren is een vorm van collectieve waardeoverdracht, alleen heeft de overheid hier extra regels aan gesteld. Dit is gedaan omdat met de stelselwijziging voor de deur er massaal zal worden ingevaren. Invaren is niet wettelijk verplicht, maar een pensioenfonds kan alleen met gegronde redenen, zoals bij onevenredig nadeel voor groepen deelnemers of leeftijdsonderscheid, kiezen om niet in te varen.

Zoals beschreven heeft een deelnemer op dit moment een individueel bezwaarrecht indien er een collectieve waardenoverdracht plaatsvindt. Voor de gemiddelde deelnemer zal het lastig zijn om te beslissen welke voor- en nadelen invaren heeft voor hem- of haarzelf. Nu er in grote getale zal worden ingevaren door pensioenfondsen, zou het individueel bezwaarrecht ervoor kunnen zorgen dat de processen en besluitvorming die nodig zijn voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel ernstig verstoord worden wanneer op individueel niveau hierover met deelnemers overlegd moet worden. Bovendien kan de keuze van enkele individuen om niet in te varen nadelige gevolgen veroorzaken voor de deelnemers waarvan het kapitaal wel wordt overgedragen doordat een pensioenfonds dan twee regelingen moet uitvoeren in twee verschillende regimes, een voor de bestaande en een voor de nieuwe pensioenrechten. Dit zorgt ervoor dat zowel de uitvoeringskosten als de kans op fouten toeneemt en dit kan ook nog eens decennia lang aanhouden. Daarom is er voorgesteld om het individueel bezwaarrecht af te schaffen gedurende de stelselherziening.

Naast een versterkte rechtspositie van het VO en BO met betrekking tot invaren, worden er meer maatregelen genomen om het afwezige individueel bezwaarrecht te ondervangen. De belangrijkste zijn dat er een hoorrecht komt voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, dat het intern toezicht moet beoordelen of bij het besluit tot invaren de belangen van alle betrokkenen zijn meegewogen en dat De Nederlandsche Bank een verbodsbevoegdheid krijgt. Meer over deze maatregelen kunt u lezen in de

In plaats van het individueel bezwaarrecht, krijgt het VO een adviesrecht over het besluit tot invaren en het BO een goedkeuringsrecht. Dit proces gaat als volgt. Eerst stelt het pensioenfonds een transitieplan op nadat sociale partners een verzoek tot invaren doen. Voordat het pensioenfonds de opdracht daadwerkelijk aanneemt en overgaat tot invaren, zal de beslissing voor invaren gedeeld worden met het VO of BO. Het pensioenfonds zal de motivatie voor invaren en de te verwachte gevolgen voor de verschillende deelnemersgroepen met het VO of BO delen.

Wanneer het VO een negatief advies geeft zal het bestuur van het pensioenfonds zijn keuze om in te varen heroverwegen en het advies delen met sociale partners zodat zij ook hun verzoek tot invaren kunnen heroverwegen. Indien sociale partners en het bestuur van het pensioenfonds bij het besluit om in te varen blijft, kan het VO hiertegen bezwaar maken bij de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer bekijkt of de beslissing om in te varen goed onderbouwd is. Het is ook mogelijk dat de verschillende groepen binnen het VO (werknemers, pensioengerechtigden en werkgever) een andere standpunt hebben over het al dan niet invaren. Ook als maar een minderheid binnen het VO negatief oordeelt over invaren, is dit een reden voor het bestuur van het pensioenfonds, de werkgever of sociale partners om hun verzoek tot invaren te heroverwegen.

Het BO moet in zijn geheel overeenkomen hoe ze tegenover de keuze voor invaren staan en kunnen het besluit tot invaren afkeuren. In dat geval zal het pensioenfonds, eventueel in overleg met sociale partners, tot een aangepast invaarvoorstel moeten komen.

Transitiebesluit
Het laatste onderdeel waar het VO en BO rechten over krijgt betreft het finale transitiebesluit. In de memorie van toelichting wordt dit kort omschreven: “Ten overvloede, het belanghebbendenorgaan en het verantwoordingsorgaan hebben, los hiervan (red. verwijzing naar goedkeurings- /adviesrecht over overbruggingsplan), een goedkeuringsrecht respectievelijk adviesrecht ten aanzien van het transitiebesluit.” In het memorie wordt verder alleen benoemd dat dit besluit tijdens de implementatiefase wordt gemaakt. Onze interpretatie is dat hiermee het alomvattende besluit om definitief over te gaan naar een nieuwe pensioenregeling wordt bedoeld. Het transitiebesluit bevat dan alle maatregelen die hiermee samenhangen zoals wel of niet invaren, aanpassing van pensioenaanspraken en -rechten, mogelijke compensatie en de nieuwe regeling. Hierover mag het VO een advies uitbrengen, terwijl het BO dit goed- of afkeurt.

En na de transitie?

Belangrijk is om te benoemen dat bovenstaande maatregelen enkel gelden tijdens de stelselwijziging. Hierna vervallen de extra bevoegdheden van het VO en BO. Officieel loopt de stelselherziening van 2023 tot 2027. Wij verwachten dat de stelselwijziging niet in alle gevallen volledig afgerond hoeft te zijn per 1 januari 2027. Zo zijn er volgens ons een aantal situaties waarin het wenselijk zou kunnen zijn dat het VO en BO zijn rechten langer behoudt. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als er fouten worden gemaakt binnen de transitie waarover het bestuur dient te besluiten? Mogen het VO en BO dan wel nog gebruik maken van hun adviesrecht of goedkeuringsrecht? Denk hierbij bijvoorbeeld aan het ontbreken van (groepen) deelnemers bij het invaren. Mogen het VO of BO hierover hun oordeel geven of hebben de deelnemers hier dan plots wel een individueel bezwaarrecht over? Als in dit soort bijzondere situaties die nog betrekking hebben op de stelselwijziging het bestuur over dit soort nabranders moet besluiten, gaan wij ervan uit dat ook dan het VO en BO hier nog adviesrecht respectievelijk goedkeuringsrecht behoudt.

Conclusie

Voordat pensioenfondsen over kunnen naar een pensioenregeling onder het nieuwe pensioenstelsel, krijgen ze tijdens de transitiefase met nieuwe onderwerpen te maken, zoals het overbruggingsplan, de keuze tot invaren en het transitiebesluit. Het VO krijgt over deze onderwerpen een adviesrecht dat door het bestuur in hun beslissing moet worden meegenomen. Het BO krijgt een goedkeuringsrecht over deze onderwerpen en kan daarmee een besluit van het bestuur blokkeren. Hoewel het nog niet helemaal duidelijk is hoe er met deze rechten wordt omgegaan na 1 januari 2027, vinden we het goed dat het VO of BO bij deze punten betrokken wordt. Van het VO en BO mag verwacht worden dat zij voldoende kennis hebben over de genoemde onderwerpen waardoor ze een objectief en afgewogen advies of goed- of afkeuring kunnen geven in het belang van alle deelnemers. Hiermee krijgen zowel de werkgevers als de werknemers een belangrijke stem bij de keuzes die binnen pensioenfondsen gemaakt moeten worden op weg naar een pensioenregeling onder het nieuwe pensioenstelsel.

Dit artikel is geschreven door Lisa Snijkers in samenwerking met Arjan van Dijk

Bronnen:

Did you find this useful?