Nieuw bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en België has been saved
Article
Nieuw bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en België
Nederland en België hebben een nieuw bilateraal belastingverdrag ondertekend. Het nieuwe verdrag vervangt het huidige verdrag en bevat wijzigingen die relevant zijn voor zowel bedrijven als particulieren met activiteiten in België en/of Nederland.
5 July 2023
Go directly to
- Bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en België bijgewerkt
- Toepassingsgebied
- Beslissingsregel voor vennootschappen met dubbele woonplaats
- Vaste inrichting (‘VI’)
- Bronbelasting
- Hoogleraren, kunstenaars en sporters
- Bedrijfsfunctionarissen
- Compensatieregeling voor aandelenopties
- Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting
- Voorkoming van verdragsmisbruik
- Diversen
- Vervolgstappen
Bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en België bijgewerkt
Op 21 juni 2023 is een nieuw bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en België ondertekend. Het verdrag bevat meerdere wijzigingen, waarvan de belangrijkste hieronder worden behandeld. Deze wijzigingen kunnen gevolgen hebben voor zowel particulieren als bedrijven met activiteiten in België en/of Nederland.
Toepassingsgebied
Artikel 2 van het verdrag beperkt het toepassingsgebied, aangezien de vermogensbelasting niet langer van toepassing is. Ervan uitgaande dat de Belgische ‘taks op effectenrekeningen’ (ToE) kwalificeert als een vermogensbelasting, betekent dit dat een Nederlandse fiscale inwoner die Belgische effectenrekeningen aanhoudt bij een Belgische bank, vanuit Belgisch belastingperspectief niet langer een beroep kan doen op een vrijstelling op basis van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting (voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden om de ToE toe te passen).
Beslissingsregel voor vennootschappen met dubbele woonplaats
Ondanks dat het nieuwe verdrag is gebaseerd op het OESO-modelverdrag van 2017 (dat bepaalt dat elke situatie met betrekking tot een dubbele woonplaats (‘dual resident companies’) moet worden opgelost door middel van een onderlinge overlegprocedure tussen de twee verdragsluitende staten), geeft de beslissingsregel (‘tie breaker rule’) voor vennootschappen met een dubbele woonplaats in artikel 4, lid 5 nog steeds voorrang aan het land waar de plaats van werkelijke leiding is gelegen.
Vaste inrichting (‘VI’)
Artikel 5 van het nieuwe verdrag bevat een definitie van een VI die overeenstemt met de wijzigingen zoals voorgesteld in BEPS-actie 7. Twee van de belangrijkste wijzigingen in dit verband zijn de nieuwe definitie van een vaste inrichting voor agentschappen in lid 9 (bedoeld om kunstmatige ontwijking van een vaste inrichting door middel van, bijvoorbeeld, een commissieovereenkomst te voorkomen) en de antifragmentatieregel in lid 8 (kort gezegd staat deze een geaggregeerde VI beoordeling toe wanneer activiteiten in een land zijn ‘gefragmenteerd’ tussen groepsmaatschappijen, om te voldoen aan de uitzonderingen voor voorbereidende of ondersteunende activiteiten). Vanwege het multilaterale instrument (MLI) was dit laatste onder het huidige verdrag al van kracht, maar dit gold nog niet voor de nieuwe definitie van een vaste inrichting voor agentschappen.
De nieuwe definitie van een VI kent echter meer relevante wijzigingen.
Voorbereidende of aanvullende activiteiten
Het opmerkelijke aan de uitzondering voor voorbereidende of aanvullende activiteiten (lid 7), is dat Nederland en België nu de primaire MLI-regel hebben aangenomen. Met andere woorden, alle in de alinea’s van artikel 5, lid 7 opgesomde activiteiten zijn alleen vrijgesteld van de status van vaste inrichting indien zij voldoen aan de toets ten aanzien van voorbereidende of aanvullende activiteiten. Deze activiteiten zullen dus voortaan niet langer worden beschouwd als activiteiten die per se een voorbereidend of ondersteunend karakter hebben.
Offshore-activiteiten
De bepaling met betrekking tot offshore-activiteiten (artikel 24 van het huidige toepasselijke verdrag) is nu opgenomen in lid 4 tot en met 6 van artikel 5 van het nieuwe verdrag. Deze is verruimd om in principe alle offshore-activiteiten te omvatten (er wordt dus niet meer verwezen naar de exploratie of exploitatie van de zeebodem en de ondergrond en hun natuurlijke rijkdommen). Het nieuwe verdrag specificeert echter dat voorbereidende of aanvullende activiteiten, sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen en het vervoer van voorraden of personeel door schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer, niet worden gerubriceerd onder offshore activiteiten.
Antimisbruikbepaling
Paragraaf 6 van de nieuwe VI-definitie bevat ook de MLI-bepaling over de opsplitsing van contracten. Voor het bepalen van de termijn van een bouwlocatie of een constructie- of installatieproject betekent dit het volgende.
Indien een onderneming van de ene verdragsstaat gedurende perioden van meer dan 30 dagen, maar niet langer dan twaalf maanden, op een bouwlocatie of een constructie- of installatieproject in de andere verdragsstaat activiteiten uitvoert, dan worden deze gecombineerd met daarmee verbonden activiteiten die gedurende verschillende perioden van meer dan 30 dagen op dezelfde bouwlocatie of binnen hetzelfde constructie- of installatieproject worden uitgevoerd door een of meer nauw verbonden ondernemingen. Dezelfde regel is van toepassing op offshore-activiteiten, zij het dat er geen (30 dagen minimum)-ondergrens voor de duur van de periode geldt.
Winsttoerekening
Tot slot is ook de bepaling over winsttoerekening aan vaste inrichtingen bijgewerkt. Artikel 7 in het nieuwe verdrag is namelijk een kopie van artikel 7 van het OESO-modelverdrag van 2017, dat volledig is gebaseerd op het OESO-rapport uit 2010 over de toerekening van winsten aan vaste inrichtingen.
Het houdt een meer uitgesproken verwijzing in naar de onafhankelijkheidsfictie van de vaste inrichting, door aan de tekst van lid 2 toe te voegen dat de winst van de vaste inrichting de winst is die zij geacht kan worden te behalen, ‘in het bijzonder in haar relaties met andere delen van de onderneming’, alsof zij een afzonderlijke en onafhankelijke onderneming is die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden uitoefent, onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden, ‘rekening houdend met de door de onderneming uitgeoefende functies, de gebruikte activa en de risico’s die zij via de vaste inrichting en via de andere delen van de onderneming aangaat’.
Verder dient te worden opgemerkt dat dit winstbedrag voor zowel de vaste inrichting als de woonstaat van het bedrijf relevant is, aangezien hetzelfde bedrag in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van artikel 7 en artikel 20 van het nieuwe verdrag (zijnde de bepalingen betreffende belastingheffing over winst uit onderneming en voorkoming van dubbele belasting).
Een andere nieuwigheid is de bepaling in het derde lid van artikel 7 van het nieuwe verdrag dat als een van de verdragsluitende staten de VI-winst corrigeert op basis van de in lid 2 uiteengezette beginselen, de andere verdragsstaat moet zorgen voor een overeenkomstige correctie van de VI winst (om dubbele belastingheffing te voorkomen). Indien nodig moeten de bevoegde autoriteiten van de staten de MAP toepassen om dubbele belasting als gevolg van deze toevoeging volledig te voorkomen.
Bronbelasting
Het nieuwe verdrag bevat een aantal belangrijke wijzigingen in de maximum bronbelastingtarieven:
- 15% op dividenden (dit is niet veranderd), maar 0% als de uiteindelijk gerechtigde een bedrijf is dat rechtstreeks ten minste 10% van het kapitaal van het dividenduitkerende bedrijf houdt gedurende meer dan 365 dagen (waar dit onder het huidige toepasselijke verdrag 5% is).
- 0% op rente (waar dit onder het huidige toepasselijke verdrag in principe 10% is en bij uitzondering 0%).
- 0% op royalty’s (dit is niet veranderd).
Een aantal andere relevante wijzigingen is minstens zo vermeldenswaardig.
Exitheffingsbepaling voor dividenden en interest
Het verdrag bevat een nieuwe bepaling die stelt dat als een vennootschap een dividend of interest betaalt aan een natuurlijke persoon die (samen met de vennootschap) van Nederland naar België is geëmigreerd en die bij emigratie (voorlopig) is belast op vermogenswinsten, Nederland nog steeds in aanmerking komt om bronbelasting te heffen, mits de aanslag op de vermogenswinsten nog openstaat. Voor dividenden bepaalt artikel 10 lid 9 verder dat in een dergelijk geval het maximumtarief gelijk is aan de helft van het reguliere Belgische bronbelastingtarief (30% * ½ = 15%).
Liquidatiebonus
Artikel 11 van het eerste protocol bij het verdrag verduidelijkt dat inkomsten voortvloeiend uit de liquidatie van een bedrijf of uit de inkoop van aandelen worden behandeld als dividenden.
Hoogleraren, kunstenaars en sporters
Aangezien de specifieke bepalingen in het huidige verdrag over de beloningen van hoogleraren, artiesten en sporters niet in het nieuwe verdrag zijn opgenomen, wordt het recht om belasting te heffen over deze inkomsten nu geregeld in de reguliere bepaling ten aanzien van loon uit dienstbetrekking (artikel 14) of de bepaling ten aanzien van winst (artikel 7), en mogelijk ook in de bepaling ten aanzien van overheidsfuncties (artikel 17), bijvoorbeeld in het geval van een hoogleraar in overheidsdienst.
Bedrijfsfunctionarissen
Artikel 15 van het verdrag bepaalt dat de beloning die een inwoner van een staat ontvangt als lid van de raad van bestuur of de raad van commissarissen (of een vergelijkbaar orgaan) van een vennootschap in de andere staat, mag worden belast in de staat waar de vennootschap is gevestigd. Indien het bestuurslid echter ook een beloning ontvangt in een andere hoedanigheid dan hierboven genoemd (bijv. dagelijks bestuur), mag deze beloning worden belast volgens de reguliere bepaling ten aanzien van loon uit dienstbetrekking. Dit is een belangrijke wijziging ten opzichte van het huidige verdrag, dat bepaalt dat bestuurders belastbaar zijn over hun beloning voor dagelijks bestuur in het land waar de vennootschap is gevestigd. In de toekomst zullen dergelijke beloningen in principe moeten worden gesplitst tussen België en Nederland op basis van de fysieke aanwezigheid in beide landen.
Compensatieregeling voor aandelenopties
Artikel 23 van het nieuwe verdrag handhaaft de compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders. Deze regeling houdt in dat als het totaal aan Belgisch-Nederlandse belastingen dat een inwoner van Nederland betaalt hoger is dan wat deze zou hebben betaald in een 100% Nederlandse situatie, het verschil wordt terugbetaald.
Het nieuwe verdrag voorziet nu in een uitzondering met betrekking tot inkomsten uit aandelenopties, wanneer aandelenopties in België in een ander kalenderjaar worden belast dan in Nederland.
Als aandelenopties dus in België belast worden bij toekenning (overeenkomstig de aandelenoptiewet) en in Nederland belast worden bij uitoefening of wanneer de aandelen verhandelbaar worden, zal Nederland de aandelenopties niet in aanmerking nemen bij het toepassen van de compensatieregeling.
Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting
Wat artikel 20 van het nieuwe verdrag betreft, zijn er enkele wijzigingen opgenomen met betrekking tot de manier waarop dubbele belasting moet worden geëlimineerd.
Vanuit Nederlands perspectief is de zogenaamde ‘switch-over clausule’ toegevoegd. Indien België, bij het toepassen van het verdrag, een vrijstelling zou verlenen voor het betreffende inkomen, hoeft Nederland volgens deze clausule niet langer een vrijstelling aan haar inwoners te verlenen, maar slechts een korting. De switch-over zou in de praktijk bijvoorbeeld relevant kunnen worden in het geval van een verschillende interpretatie tussen de twee landen over de heffingsbevoegdheid ten aanzien van ontslagvergoedingen aan grensarbeiders.
Vanuit Belgisch perspectief is de vrijstellingsmethode aangevuld met een onderworpenheidsvereiste. De vrijstelling zal namelijk alleen worden verleend als kan worden aangetoond dat Nederland de relevante inkomsten effectief belast. Daarnaast bepaalt het nieuwe verdrag dat de voorwaarden van de Belgische binnenlandse belastingwetgeving van toepassing zijn op de vrijstelling van dividenden die een Belgische vennootschap heeft ontvangen van haar Nederlandse dochteronderneming.
Tot slot wordt verwacht dat België geen vrijstelling zal verlenen voor andere belastbare tijdperken van een Nederlandse vaste inrichting, wanneer verliezen van een Belgische vennootschap in de vaste inrichting voorheen in mindering zijn gebracht op de winst van die vennootschap, voor zover die winst in Nederland ook is vrijgesteld van belasting door aftrek van die verliezen op het niveau van de vaste inrichting.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het nieuwe verdrag geen arbitrageclausule bevat.
Voorkoming van verdragsmisbruik
Volgens artikel 21 wordt het recht op verdragsvoordelen ontzegd als een van de hoofddoelen van een regeling of constructie is om die voordelen te verkrijgen, tenzij het toekennen van de voordelen in overeenstemming is met het doel en de strekking van de desbetreffende verdragsbepaling. De opname van deze bepaling komt niet als een verrassing. Vanwege het MLI was de oogmerktoets onder het huidige verdrag namelijk ook al van kracht.
Diversen
In het protocol bij het verdrag hebben Nederland en België enkele relevante interpretatieve instructies opgenomen.
De eerste is als volgt. In plaats van interpretatie op basis van de versie van het commentaar bij het OESO-modelverdrag op het moment waarop het verdrag wordt gesloten, moet bij interpretatie van verdragsbepalingen in principe de versie van het commentaar bij het OESO-modelverdrag op het moment van verdragstoepassing worden gebruikt (dus, een dynamische in plaats van een statische interpretatie).
Ten tweede wordt aangegeven dat het verdrag geen afbreuk zal doen aan het recht van de verdragspartijen om hun binnenlandse antimisbruik- en anti-ontgaansmaatregelen uit te voeren. Verder wordt expliciet vermeld dat het nieuwe belastingverdrag de toepassing van de EU-richtlijn 2022/2523 van 14 december 2022 over de wereldwijde minimumbelasting niet in de weg staat.
Vervolgstappen
De verdragspartners zijn nu bezig een memorandum van overeenstemming op te stellen. Daarna zal het nieuwe verdrag worden gedeeld met de parlementen van beide landen. Deze kunnen het verdrag accepteren, en dus ratificeren, waarna het in werking kan treden. Aangezien het nieuwe verdrag niet in werking kan treden vóór parlementaire goedkeuring in beide landen, zal het nieuwe belastingverdrag waarschijnlijk op zijn vroegst op 1 januari 2025 in werking treden.
Tot slot kan worden opgemerkt dat het nieuwe belastingverdrag geen regels bevat voor de belasting van thuiswerkende grensarbeiders. De onderhandelingen hierover tussen beide landen zijn kennelijk nog gaande.
Go directly to
- Bilateraal belastingverdrag tussen Nederland en België bijgewerkt
- Toepassingsgebied
- Beslissingsregel voor vennootschappen met dubbele woonplaats
- Vaste inrichting (‘VI’)
- Bronbelasting
- Hoogleraren, kunstenaars en sporters
- Bedrijfsfunctionarissen
- Compensatieregeling voor aandelenopties
- Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting
- Voorkoming van verdragsmisbruik
- Diversen
- Vervolgstappen