Belastingplan - Overzicht autobelastingen, milieubelastingen en verhuurderheffing

Article

Overzicht maatregelen autobelastingen en milieubelastingen 

Belastingplan 2024 - Prinsjesdag

Hierbij een overzicht van de in het Belastingplan voorgestelde maatregelen met betrekking tot autobelastingen en milieubelastingen.

21 december 2023

Overzicht maatregelen autobelastingen en milieubelastingen

Terug naar overzicht Belastingplan

English version

Wijzigingen motorrijtuigenbelasting

Het kabinet stelt voor om zowel het nihiltarief motorrijtuigenbelasting OV-autobussen op autogas als het lagere tarief motorrijtuigenbelasting (mrb) voor LPG, CNG en LNG te beëindigen. Anders dan ten tijde van de introductie van deze regelingen, worden deze voertuigen niet meer als duurzaam alternatief voor benzine en diesel beschouwd. Het fiscaal stimuleren van het rijden op dergelijke brandstoffen is dan ook niet langer gewenst.

Het afschaffen van het verlaagde mrb-tarief zou per 1 januari 2026 plaats moeten vinden en voor de afschaffing van de vrijstelling voor autobussen wordt 1 januari 2030 voorgesteld. Andere voorgestelde wijzigingen in de Wet op de motorrijtuigenbelasting betreffen:

  • Het versoberen van de lagere mrb-tarieven kampeerauto;
  • Versoberen oldtimersregeling mrb;
  • Beëindigen kwarttarief mrb paardenvervoer; en
  • Naheffing buitenlands ingezetenen.

Webcast Prinsjesdag 2023

Corina van Lindonk, Aart Nolten and Eddo Hageman bespraken het nieuwe Belastingplan.

Kijk terug

Wijzigingen belasting van personenauto’s en motorrijwielen

Verhogen vaste voet bpm
De bpm is een belasting op de aanschaf van een auto. De hoogte van de bpm voor personenauto’s is opgebouwd uit een vast deel en een variabel deel. Het variabele deel is afhankelijk van de CO2-uitstoot van de auto. Zoals reeds bekend gemaakt in de Voorjaarsnota 2023 wil het kabinet de ingroei van emissievrije auto’s versnellen en de aanschaf van een tweedehands elektrische auto subsidiëren. Om dit budgettair te dekken wordt een verhoging van de vaste voet in de bpm voorgesteld met €200 vanaf 2025.


Beëindigen teruggaaf bpm geldtransport
De Wet BPM kent een bpm-teruggaaf voor geldtransportwagens. Binnen de bredere context van klimaat- en milieudoelen wordt nu voorgesteld om deze teruggaafregeling te beëindigen. Dit zou ook een (administratieve) vereenvoudiging van het belastingstelsel met zich mee moeten brengen.

Wijzigingen energiebelasting

Opknippen eerste schijf energiebelasting per 1 januari 2024

In het Belastingplan 2024 is, in navolging op het aangenomen amendement Grinwis c.s. op het Belastingplan 2023, de eerste schijf van de energiebelasting voor zowel elektriciteit als gas opgeknipt. Zowel de oude als nieuwe schijfindeling is hieronder weergegeven.

 

    1e schijf 2e schijf 3e schijf 4e schijf 5e schijf
Elektriciteit (kWh) Tot 1 januari 2024 0 - 10.000 10.000 - 50.000 50.000 - 10.000.000 > 10.000.000 n.v.t.
Vanaf 1 januari 2024 0 - 2.900 2.900 - 10.000 10.000 - 50.000 50.000 - 10.000.000 > 10.000.000
­Gas (m3) Tot 1 januari 2024 0 - 170.000 170.000 - 1.000.000 1.000.000 - 10.000.000 > 10.000.000 n.v.t.
Vanaf 1 januari 2024 0 - 1.000 1.000 - 170.000 170.000 - 1.000.000 1.000.000 - 10.000.000 > 10.000.000

 

De nieuwe indeling van deze schijven sluit voor elektriciteit aan bij de grens van het prijsplafond, zijnde 2.900 kWh. Opvallend is dat er is gekozen om voor de eerste energiebelastingschijf voor gas een lagere grens aan te houden dan het prijsplafond en dan dat eerder was voorgesteld, namelijk 1.000 m3 in plaats van 1.200 m3. Deze keuze is gemaakt om verduurzaming verder te stimuleren. Overigens wordt er vooralsnog geen differentiatie in het tarief tussen de eerste twee schijven voorgesteld. Deze maatregel is vooral bedoeld om in de toekomst makkelijker huishoudens tegemoet te kunnen komen door de energiebelasting in de eerste schijf te verlagen.


Tarieven en belastingvermindering energiebelasting

De vaste belastingvermindering bij de heffing van energiebelasting wordt in 2024 met € 23,40 verhoogd tot € 521,81 (exclusief omzetbelasting). Ter dekking van deze maatregel wordt de inflatiecorrectiefactor enigszins verlaagd.


Geleidelijke afschaffing verlaagd tarief glastuinbouw

Tot op heden kent de glastuinbouwsector in Nederland een verlaagd tarief in de energiebelasting voor het aardgas dat door hen verbruikt wordt. Dit voordeel loopt in de eerste schijf (2023) al op tot ruim € 0,40 per m3 aardgas dat verbruikt wordt. In het wetsvoorstel ‘fiscale maatregelen glastuinbouw’ wordt voorgesteld dit verlaagde tarief vanaf 2025 geleidelijk af te schaffen. Het kabinet had daarbij een afbouwperiode van vijf jaar voor ogen, maar de Tweede Kamer heeft deze verlengd naar tien jaar, zodat het tarief voor de glastuinbouwsector pas in 2035 gelijk is aan het reguliere energiebelastingtarief voor aardgasverbruik. De verwachting is dat met deze maatregel de energietransitie in de glastuinbouw verder wordt gestimuleerd alsmede er budgettair opbrengsten worden gecreëerd.


CO2-heffing glastuinbouw

Met ingang van 2025 wordt een CO2-heffing glastuinbouw geïntroduceerd. Deze heffing is de opvolger van het huidige kostenvereveningsysteem. De heffingsgrondslag is gebaseerd op de CO2-uitstoot in de glastuinbouw.


Afschaffing inputvrijstelling WKK en belasten eigen verbruik

De energiebelasting kent op dit moment een vrijstelling voor het gebruik van aardgas en elektriciteit die worden gebruikt voor het opwekken van elektriciteit (hierna: inputvrijstelling). Deze inputvrijstelling geldt voor installaties met een vermogen groter dan 60 kW en is daarmee van toepassing op bedrijven en instellingen in verschillende sectoren. In het verleden zijn deze voordelen gerechtvaardigd geacht omdat gasgestookte WKK installaties relatief efficiënt warmte en elektriciteit produceren. Vergeleken met andere vormen van productie van warmte en elektriciteit werd met de inzet van WKK-installaties per saldo CO2-uitstoot gereduceerd. Inmiddels concurreert de aardgasgestookte WKK-installatie ook met meer duurzame alternatieven. Deze duurzame technieken staan fiscaal op achterstand ten opzichte van WKK-installaties.

Op dit moment is het aardgas dat wordt gebruikt in deze installaties volledig vrijgesteld wanneer een elektrisch rendement van ten minste 30% wordt gerealiseerd. Het kabinet stelt voor om deze rendementseis te laten vervallen en de vrijstelling in de periode tot 2030 stapsgewijs af te bouwen. Deze maatregel zal jaarlijks worden geëvalueerd.

Daarnaast komt de outputvrijstelling voor elektriciteit per 1 januari 2025 te vervallen. Hiermee wordt ook de elektriciteit die een exploitant heeft opgewekt met behulp van een WKK-installatie en vervolgens zelf gebruikt, belast met energiebelasting. Hierdoor geldt voortaan een vergelijkbaar belastingtarief bij de eindgebruiker voor elektriciteit die hij afneemt van het openbare net en elektriciteit die hij zelf opwekt.


Gelijktrekken fiscale behandeling kleinere en grotere installaties

Bij nota van wijziging is de inputvrijstelling voor aardgas dat wordt verbruikt voor het opwekken van elektriciteit voor eigen gebruik in kleinere installaties (<20 MW) verhoogd, zodat de fiscale prikkel wordt weggenomen om eerst geproduceerde elektriciteit aan het net te leveren en vervolgens elektriciteit van het net af te nemen. Op deze manier ontstaat ook een gelijke behandeling tussen kleinere en grotere installaties.


Wijzigingen vliegbelasting

De definitie van een vliegtuig voor toepassing van de vliegbelasting wordt aangescherpt, in die zin dat het vereiste startgewicht wordt verlaagd van 8.616 kilogram naar 4.000 kilogram. Hierdoor komt een grotere groep vliegtuigen onder de reikwijdte van die heffing te vallen.

Did you find this useful?