Belastingplan – Overzicht maatregelen formeel belastingrecht en invordering

Article

Overzicht maatregelen formeel belastingrecht, invordering en toeslagen

Belastingplan 2024 - Prinsjesdag

Hierbij een overzicht van de in het Belastingplan opgenomen maatregelen op het gebied van formeel belastingrecht, invordering en toeslagen.

1 november 2023

Overzicht maatregelen formeel belastingrecht, invordering en toeslagen

Terug naar overzicht Belastingplan

English version

Inzagerecht fiscaal dossier

Belastingplichtigen krijgen een wettelijk recht op inzage in hun eigen fiscale dossier. Hiertoe wordt een uitzondering op de wettelijke geheimhoudingsplicht gecreëerd. Bij algemene maatregel van bestuur mogen regels worden gesteld over de wijze waarop inzage wordt verleend en de gronden voor weigering van inzage. De inspecteur beslist op een inzageverzoek om inzage bij voor bezwaar vatbare beschikking, zodat geschillen hierover aan de belastingrechter kunnen worden voorgelegd. De maatregel treedt uiterlijk in werking per 31 december 2025.

Herzien aangifte inkomstenbelasting

De wetgever codificeert de huidige werkwijze van de belastingdienst waarbij een ingediende (herziene) aangifte inkomstenbelasting na vaststelling van de definitieve aanslag aangemerkt wordt als een verzoek ambtshalve vermindering, ook als de bezwaartermijn van zes weken nog niet is verstreken. Dit tenzij de belastingplichtige expliciet aangeeft bezwaar te willen maken. Deze codificatie geldt ook voor andere voor bezwaar vatbare beschikkingen die op het aanslagbiljet zijn vermeld, zoals in rekening gebrachte belastingrente. Om de rechtsbescherming te waarborgen, worden bij een binnen de bezwaartermijn ingediende aangifte de beperkingen die normaliter gelden bij een verzoek om ambtshalve vermindering losgelaten.

Webcast Prinsjesdag 2023

Corina van Lindonk, Aart Nolten and Eddo Hageman bespraken het nieuwe Belastingplan.

Kijk terug

Beperking proceskostenvergoeding BPM en WOZ

Het kabinet wil de hoogte van de vergoeding voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand in BPM- en WOZ-zaken verlagen, omdat sprake zou zijn van overcompensatie. De hoogte van die vergoeding wordt forfaitair vastgesteld op basis van verrichte proceshandelingen (uitgedrukt in punten) vermenigvuldigd met een vastgestelde waarde per punt. Hierop wordt ten slotte een wegingsfactor toegepast. Het kabinet wil laatstgenoemde factor voor WOZ- en BPM-zaken wettelijk beperken tot 0,25 in de bezwaarfase. In de beroepsfase geldt eenzelfde factor ingeval belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, en 0,10 in overige gevallen. Verder wordt de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke beslistermijn in BPM- en WOZ-zaken zaken beperkt tot 50 euro per half jaar termijnoverschrijding. Deze beperkingen gelden alleen dan niet wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden. Ten slotte wordt geregeld dat voornoemde proceskostenvergoedingen niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding en ook alleen worden uitbetaald op een bankrekening die op naam staat van de belanghebbende. Met deze maatregelen wil de wetgever de financiële prikkel tot procederen wegnemen voor gemachtigden die op ‘no cure no pay’ basis opereren en tevens de druk op de rechtspraak verlichten. Bij amendement is de reikwijdte van de wet uitgebreid tot procedures tegen administratieve sancties die worden opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv-zaken).

Bestuurlijke boetes douane

Op grond van de Algemene douanewet is degene die een onjuiste of onvolledige aangifte doet altijd strafrechtelijk vervolgbaar, ook in de gevallen waarin er geen sprake is van een opzettelijke fout in de aangifte. Dit werkt door in de termijn waarbinnen een douaneschuld kan worden meegedeeld. Deze bedraagt in geval van een strafrechtelijk vervolgbare handeling vijf jaar. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat een onjuiste of onvolledige douaneaangifte waarbij geen sprake is van opzet niet langer leidt tot een strafrechtelijke sanctie maar tot een bestuurlijke boete. Dit leidt ertoe dat de navorderingstermijn voor een douaneschuld die ontstaat in die gevallen drie jaar zal zijn. Wanneer men het niet eens is met een bestuurlijke boete kan bezwaar worden gemaakt bij de Douane. Voorheen was dit verzet tegen de strafbeschikking die bij het Openbaar Ministerie moet worden ingediend. Het wetsvoorstel leidt er wel toe dat sneller en effectiever overgegaan kan worden tot het opleggen van een bestuurlijke boete, maar dat er tevens een snellere afhandeling zal plaatsvinden. Door het terugbrengen van de navorderingstermijn zullen minder invoerrechten worden nagevorderd. Door het verschuiven van strafrechtelijke bepalingen naar bestuurlijke boeten wordt naar verwachting een hoger bedrag aan bestuurlijke boeten geïnd.

Belastingrente

In een afzonderlijke brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris aangekondigd dat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en solidariteitsbijdrage per 1 januari 2024 wordt gebaseerd op de ECB-rente + 5,5%, met een minimum van 5,5%. Dat zou bij de huidige rentestand een belastingrentepercentage van 10% betekenen. Voor overige belastingen gaat de ECB-rente + 3% gelden, met een minimum van 4,5%. Dat zou bij de huidige rentestand een rentepercentage van 7,5% betekenen. Voor toeslagen gaat een belastingrentepercentage van 4% gelden. Ook de invorderingsrente zal op 4% worden vastgesteld.

Hardheidsclausule Invorderingswet 1990

Indien een belastingwet in een specifiek feitencomplex een (door de wetgever) niet voorzien of beoogd gevolg heeft, kan een verzoek worden gedaan om toepassing van de hardheidsclausule. Met een geslaagd beroep op de hardheidsclausule kan van de wettelijke bepaling worden afgeweken. Slechts in uitzonderlijke situaties, waarbij sprake is van onbillijke gevolgen op grond van de toepassing van de wettelijke bepaling(en), kan de hardheidsclausule een oplossing bieden. Om ook bij de uitvoering van de Invorderingswet meer maatwerk te kunnen bieden, stelt het kabinet voor om een hardheidsclausule toe te voegen aan deze Wet. De hardheidsclausule moet alleen gaan gelden voor de Invorderingswet en niet doorwerken naar bepalingen in andere wetten die specifieke bepalingen uit de Invorderingswet van overeenkomstige toepassing verklaren. Ten slotte wordt voorgesteld om voor de toepassing van de voorgestelde hardheidsclausule een vergelijkbare procedure te laten gelden als dat al veel langer geldt voor de bestaande hardheidsclausule in de AWR.

Did you find this useful?