Wijzigingen in het belastingsplan 2024

Article

Wijzigingen in het belastingsplan 2024

Fiscale veranderingen en hun impact op het MKB

In de nacht van 26 op 27 oktober 2023 heeft de Tweede Kamer ingestemd met 15 wetsvoorstellen die deel uitmaken van het pakket Belastingplan 2024. Deze wetsvoorstellen brengen enkele veranderingen met zich mee die relevant zijn voor midden- en kleine bedrijven. Hieronder vindt u een samenvatting van de belangrijkste wijzigingen.

Tarieven in box 2 en box 3 verhoogd

Vanaf 1 januari 2024 geldt er een tweeschijventarief in box 2. Het hoogste tarief in box 2 wordt, ten opzichte van het eerder ingediende Belastingplan, verhoogd van 31% naar 33%. Dit tarief is van toepassing op belastbaar inkomen in box 2 boven de grens van € 67.000 (voor het jaar 2024; € 134.000 voor fiscaal partners). Het laagste tarief (over de eerste €67.000) is volgend jaar 24,5%. In 2023 gold een vast tarief van 26,9%.
Naast de aanpassingen in box 2 wordt het tarief in box 3 ook gewijzigd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel werd voorgesteld om het tarief van 32% naar 34% te verhogen vanaf 1 januari 2024. Door een amendement wordt het tarief echter verder verhoogd naar 36% met ingang van dezelfde datum.

Geen afschaffing van giftenaftrek Vpb en verlaging maximumbedrag excessief lenen eigen BV

Dit amendement voorziet in het behoud van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting voor giften onder de € 100.000 en voorkomt de geplande afschaffing ervan. Als compensatie wordt het maximumbedrag voor excessief lenen uit de eigen BV verlaagd van € 700.000 naar € 500.000.

In het Belastingplan 2024 was oorspronkelijk voorgesteld om de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting af te schaffen. Dit is een versobering in de giftenaftrek voor giften onder de € 100.000. Deze maatregel zou de aftrekbaarheid van kleinere giften beperken en was bedoeld om ruimte te creëren voor een verruiming van de faciliteit voor schenkingen aan goede doelen vanuit de eigen vennootschap, voornamelijk ten gunste van grote bedrijven die aanzienlijke giften doen. Deze verruiming houdt in dat giften door een vennootschap aan een ANBI of steunstichting SBBI voor toepassing van de inkomstenbelasting en dividendbelasting niet als winstuitdeling worden aangemerkt, ook voor zover die giften uitgaan boven de grens van de giftenaftrek. Voorwaarde is dan wel dat de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft in de desbetreffende vennootschap.

De indieners van dit amendement vonden het onrechtvaardig dat de voorgenomen verruiming voor grotere giften ten koste zou gaan van de aftrekbaarheid van kleinere giften, wat met name mkb-ondernemingen zou treffen. Om te waarborgen dat de voorgestelde wijzigingen geen negatieve impact hebben op de aftrek van kleinere giften, hebben zij dit amendement ingediend. Dit betekent niet dat de hiervoor genoemde verruiming de mogelijkheid om niet-zakelijke giften te doen vanuit de vennootschap zonder box 2-heffing en dividendbelasting vervalt.

De verlaging het maximumbedrag voor excessief lenen uit de eigen BV treedt in vanaf 1 januari 2024. Dit betekent dat de eerste peildatum, waarbij het grensbedrag van € 500.000 geldt, 31 december 2024 is. Voor de peildatum van 31 december 2023 blijft het maximumbedrag van € 700.000 gelden.

Mkb-winstvrijstelling: verlaging met slechts 0,61 procentpunt

In het Belastingplan 2024 was voorgesteld om de MKB-winstvrijstelling in 2024 te verlagen van 14% naar 12,7%. Maar deze daling wordt nu bijna gehalveerd, wat resulteert in een mkb-winstvrijstelling in 2024 van 13,31%. Deze aanpassing biedt IB-ondernemers de mogelijkheid om een grotere aftrekpost op hun winst toe te passen in dit jaar.

Een geleidelijke afbouw van de IACK en uitstel van afschaffing tot 2027

Het voorgestelde amendement introduceert een meer rechtvaardige en coherente aanpak voor de afbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) in vergelijking met het voorstel dat vorig jaar door de regering werd gepresenteerd. Het amendement omvat twee belangrijke punten. Ten eerste voorziet het in een geleidelijke afbouw van de IACK in negen stappen voor alle ouders die op basis van hun inkomens- en gezinssituatie recht hebben op de IACK, inclusief ouders van kinderen die vóór 31 december 2024 zijn geboren. Ten tweede wordt de voorgestelde afbouw van de IACK met twee jaar uitgesteld, van 2025 naar 2027. De IACK zal volledig afgebouwd en niet meer van toepassing zijn vanaf 1 januari 2035.

Deze aanpassing sluit aan bij de vertraging van twee jaar in de invoering van het nieuwe kinderopvangstelsel, dat nu voorzien is om in 2027 van start te gaan.

Bedrijfsopvolgingsregeling en schenk- en erfrecht voor familiebedrijven

Het oorspronkelijke voorstel om het lage percentage van de vrijstelling voor de goingconcernwaarde in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) binnen de schenk- en erfbelasting per 1 januari 2025 te verlagen van 83% naar 70%, wordt aangepast in dit amendement. In plaats van een verlaging naar 70%, wordt voorgesteld om dit percentage te verlagen naar 75%.

Bovendien komt met ingang van 1 januari 2025 de voorwaarde van 'ten minste 0,5%' te vervallen in situaties waarin de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is van een rechtsvoorganger die een indirect aanmerkelijk belang had in dat andere lichaam.

Om de financiële consequenties van deze wijzigingen op te vangen, worden twee maatregelen getroffen. Allereerst wordt het ramingsverschil van € 9 miljoen structureel toegewezen aan onroerende zaken welke verhuurd worden aan derden binnen de BOR en DSR. Ten tweede wordt de regeling voor groen sparen en beleggen versoberd, waarbij de vrijstelling voor groene beleggingen met ingang van 1 januari 2025 wordt verlaagd naar € 30.000.

Versobering 30%-regeling voor expats

Dit amendement bepaalt dat met ingang van 1 januari 2024 de berekening van de forfaitaire vergoeding voor kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst, zoals bepaald in de 30%-regeling, wordt aangepast. Gedurende de eerste 20 maanden kan deze vergoeding maximaal 30% van het belastbare loon bedragen. Voor de daaropvolgende 20 maanden wordt dit percentage verlaagd naar maximaal 20% van dat loon, en voor de laatste 20 maanden van de regeling kan de vergoeding ten hoogste 10% van het loon bedragen. Na een totale looptijd van 60 maanden vervalt het recht op de 30%-regeling.
Voor werknemers met een beschikking die een kortere looptijd heeft dan 60 maanden, gelden dezelfde percentages en perioden. Het recht op toepassing van de 30%-regeling eindigt op het moment dat de looptijd van de beschikking verstreken is. Er is ook een overgangsregeling van toepassing voor werknemers die in het laatste tijdvak van 2023 een vergoeding ontvingen waarvoor zij in het bezit waren van een 30%-beschikking.
De aangenomen amendementen worden momenteel geïncorporeerd in de wetsvoorstellen, die in de komende weken ter beoordeling aan de Eerste Kamer zullen worden voorgelegd. In tegenstelling tot de Tweede Kamer heeft de Eerste Kamer niet de bevoegdheid om wijzigingen aan te brengen in de wetsvoorstellen; zij kan deze enkel als geheel goedkeuren of afwijzen. Het proces van wetsvoorstelling en goedkeuring vereist zorgvuldige afhandeling en beoordeling. De definitieve status van deze voorstellen zal naar verwachting meer helderheid verschaffen medio december.

Did you find this useful?